‘Meer dan 250 reeën grootgebracht’
Ton van Galen uit Soest
Lid in de Orde van Oranje-Nassau sinds 24 april 2022
“In 1994 nam ik na 39 jaar afscheid van de bospolitie in Soest. De burgemeester had me destijds aangesteld. Ik moest me ook bezighouden met de opvang van reekalfjes. Hij zei: als je daar geen zin in hebt, moet je er ook niet aan beginnen. Mensen kwamen met gewonde reekalfjes uit het bos. Die ving ik op in mijn achtertuin, afgeschermd van de mensen om het Bambi-effect te voorkomen. Het heeft een hele studie gekost en in het begin is het ook weleens misgegaan. Dan gaf ik bijvoorbeeld te veel voeding. Maar nu durf ik te zeggen dat ik een specialist ben. Ik ben na mijn pensioen ook doorgegaan met de opvang. Inmiddels heb ik meer dan 250 reeën grootgebracht. Een enkeling laat zich nog weleens zien maar de meeste zijn direct na het loslaten hun wilde gedrag gaan vertonen.”
Opgegroeid en groot geworden in het bos
“Sommige organisaties wisten het toen ik met pensioen ging, bijvoorbeeld Natuurmonumenten, de waterleidingenmaatschappij en de verzekeringsmaatschappij ASR. Ze vroegen: wil je bij ons komen? Zodoende ben ik bijzonder opsporingsambtenaar geworden voor verschillende terreinbeherende organisaties. Daarvoor moest ik na mijn pensioen weer gaan studeren.”
“Maar dat is lang niet alles wat ik heb gedaan. Ik leef voor de natuur. Mensen kunnen mij alles vragen over het bos. Ik heb veel voorlichting gegeven en ben met groepen mensen het bos ingegaan. Ook heb ik lesgegeven aan militaire vliegeniers over hoe ze kunnen overleven in de natuur. Dan ging ik in mijn vrije tijd met een stuk of tien vliegers op pad. Maar ik haal ook gewonde en dode dieren op na een aanrijding of ik los incidenten op met vossen en dassen. Ik heb dat soort dingen van huis uit meegekregen. Ik ben opgegroeid en groot geworden in het bos.”
Een emotionele dag
“Ik had gedacht dat ik een lintje zou krijgen voor mijn werk bij de politie. Het is ook niet gering wat ik toen allemaal heb gedaan. Ik heb me veel beziggehouden met stroperij, vogelvangers en zelfs met schennisplegers. Destijds kregen collega’s weleens een lintje maar daar had ik vaak geen begrip voor. Ik heb het gekregen voor mijn vrijwillige activiteiten.”
“Ik had nergens op gerekend. Mijn schoonzoon kwam me ophalen om naar Utrecht te gaan, maar we bleken naar het stadhuis van Soest te gaan. Pas daar ontdekte ik dat ik een lintje zou krijgen. Ik was zeer emotioneel maar de burgemeester deed het voortreffelijk.”