Geschiedenis van de Orde van Oranje-Nassau
De Orde van Oranje-Nassau ontstond in 1892. Maar de geschiedenis van die orde begon al in 1841, met de Orde van de Eikenkroon
Koning Willem II wilde toen meer mensen belonen voor (maatschappelijke) verdiensten dan mogelijk was. Maar ook wilde hij de bijzondere status van de Orde van de Nederlandse Leeuw niet beschadigen. Behalve Koning van Nederland was Willem II ook Groothertog van Luxemburg. En daar stelde hij in 1841 de Orde van de Eikenkroon in. Met die orde kon hij ook Nederlandse burgers onderscheiden.
Het voordeel voor de Koning: de Nederlandse regering had in het begin geen invloed op de benoeming van nieuwe ridders. Maar de regering maakte wel gebruik van de Orde van de Eikenkroon door personen voor te dragen bij de Koning.
De instelling van de Orde van Oranje-Nassau
Na de dood van koning Willem III in 1890 werd zijn dochter Wilhelmina door een oude wet geen Groothertogin van Luxemburg. Daardoor was het niet meer mogelijk om de Orde van de Eikenkroon te gebruiken voor Nederlandse burgers. Om mensen te blijven belonen stelde de Nederlandse regering een nieuwe ridderorde in. Zo ontstond op 4 april 1892 de Orde van Oranje-Nassau.
De nieuwe ridderorde beloonde verdiensten voor Nederland die wel bijzonder waren, maar niet uitzonderlijk, zoals bij de Orde van de Nederlandse Leeuw. Naast de vijf soorten ridders kende deze ridderorde ook eremedailles in goud, zilver en brons. Zo beloonde de Nederlandse regering personen uit alle lagen van de bevolking met een Koninklijke onderscheiding.
Voor vrijwilligers
Tijdens de 20ste eeuw ontstond een soort automatische beloning voor het lang vervullen van bepaalde beroepen. Dit was nooit de bedoeling geweest. Daarom maakte de regering daar in 1994 met wetsaanpassingen een einde aan. Sindsdien worden mensen weer alleen ridder als zij een bijzondere bijdrage leveren aan de maatschappij.
De regering schafte bovendien de eremedailles af en stelde een zesde graad in, die van Lid in de Orde van Oranje-Nassau. De meeste mensen die worden voorgedragen voor een Koninklijke onderscheiding worden benoemd in die graad. Het gaat daarbij meestal om mensen die zich heel lang inzetten als vrijwilliger.